1 Kennen begrippen
Klimaat - weer
| De westenwind komt van over zee en brengt vaak neerslag mee. Oostenwind komt van over land en is droog. |
|
| Dit kunnen we eenvoudig meten met een thermometer. |
|
| We kennen het onder verschillende vormen, zoals mist, hagel en sneeuw. | |
| Het verdampte water wordt meegevoerd door de wind. De waterdamp vormt wolken van alle vormen en grootten. | |
| Soms is het windstil. Wanneer de lucht heel snel wisselt van plaats, is het het heel winderig. Wakkert de wind sterk aan dan krijgen we storm. | |
| De zon verwarmt de lucht die daardoor opstijgt. Wanneer de lucht is afgekoeld, daalt die opnieuw. |
|
| Daarop lees je weergegevens van een plaats: de gemiddelde temperatuur en de gemiddelde neerslag per maand. | |
| De windkracht wordt aangegeven met een cijfer. Windkracht 12 betekent orkaan. | |
| Om dit te bepalen gebruiken de wetenschappers de gemiddelden van alle weerwaarnemingen van de laatste dertig jaar. |
Ons heelal
Onze aarde behoort tot het . Dat bestaat uit de zon en alles wat er in de ruimte rond die ster draait: onze aarde, de maan en de andere planeten met hun manen.
Het is een deel van het . In het heelal zweven nog miljarden melkwegstelsels.
Elk is een grote groep van miljarden sterren.
Halfrond - aarde
 |
Vul in: noordelijk, zuidelijk, aardas, evenaar. 1 2 halfrond 3 halfrond 4
|
 |
Vul in: aardkorst, aardmantel, aardkern. 1 2 3
|
Tijdgordels of tijdzones
Hoe laat is het waar je het cijfer 2 ziet? Waar het cijfer 1 staat is het nu 13 u.
|
6 u.
| |
|
20 u.
|
|
23 u.
| |
|
4 u.
|